Overlijdensrisicoverzekering

Een overlijdensrisicoverzekering wordt vaak afgesloten ter verzorging van de langstlevende partner na overlijden.

In sommige gevallen wordt deze verzekering gecombineerd met een opbouw van vermogen op een spaarrekening die is gekoppeld aan de hypotheeklening, maar dat is niet noodzakelijk.

Met een verzekeraar wordt afgesproken dat bij het intreden van het risico (het overlijden van een persoon, het zogenaamde verzekerde lijf) een bedrag wordt uitgekeerd aan een derde (de begunstigde).

De begunstigde staat in de polis vermeld. Vaak is dat als eerste de langstlevende partner, daarna de kinderen, en als laatste de erfgenamen.

Ingeval van echtscheiding is het van belang de inhoud van de polis te controleren. In sommige gevallen staat de ex-partner expliciet in de polis benoemd en heeft dan nog recht op de uitkering. Is dat niet meer gewenst dan dient de polis hierop te worden aangepast.

De uitkering van de risicoverzekering behoort dus niet tot de erfenis en staat los van het wettelijke erfrecht of het testament.

Is er echter sprake van een blanco polis, dan komt de uitkering wel toe aan de erfenis. De uitkering komt op deze wijze aan de erfgenamen toe op grond van de wet of het testament.

Fiscale gevolgen

De uitkering van de overlijdensrisicoverzekering wordt in sommige gevallen belast met erfbelasting.

Bij het afsluiten van de verzekering is het van belang in de polis op de juiste manier vast te leggen wie de premies van de verzekering moet voldoen (de zogenaamde premieverschuldigdheid).

Als wordt vastgelegd dat de premies van de verzekering niet ten laste van het vermogen van het verzekerde lijf wordt gebracht, is over de uitkering namelijk onder voorwaarden geen erfbelasting verschuldigd.

Daarbij is niet alleen de inhoud van de polis van belang, maar ook de relatievorm en de vastlegging daarvan.

Bij gehuwden of geregistreerde partners is ofwel sprake van de wettelijke gemeenschap van goederen ofwel huwelijkse (of partnerschaps-)voorwaarden.

Bij de wettelijke gemeenschap van goederen is, ondanks het feit dat de polis op de juiste manier is opgesteld, over de helft van de uitkering erfbelasting verschuldigd (omdat de premie in die situatie voor de helft ten laste van het verzekerde lijf is gekomen). Dit kan in een enkel geval anders zijn als er naast de wettelijke gemeenschap van goederen toch privévermogen aanwezig is.

Zijn er huwelijkse voorwaarden opgemaakt, dan moet daarin worden overeengekomen dat de premies privé-kosten zijn, en dus niet gezamenlijk worden betaald als onderdeel van de kosten van de huishouding (en daarnaast niet in enig verrekenbeding wordt betrokken), om de heffing van erfbelasting te voorkomen. Er is dan immers geen premie ten koste van het verzekerde lijf gekomen.

Dit laatste geldt ook voor ongehuwde partners. In de samenlevingsovereenkomst worden de premies uitgesloten van de kosten van de huishouding, en op deze wijze sluit deze regeling aan bij de polis. Weer een belangrijke reden om een samenlevingsovereenkomst op te stellen.

Kortom, de heffing van erfbelasting kan worden voorkomen door:

  • een goede formulering in de polis; en
  • de huwelijkse voorwaarden of een samenlevingsovereenkomst die de constructie van de polis kan dragen.

Verpanding of partnerverklaring

Is een overlijdensrisico gekoppeld aan een hypotheeklening, dan is het van belang op welke wijze met de uitkering na overlijden wordt omgegaan.

Zoals gezegd zal bij de wettelijke gemeenschap van goederen de uitkering voor de helft belast zijn. Als de uitkering aan de langstlevende partner toekomt, zal deze gebruik kunnen maken van de hoge vrijstelling voor de erfbelasting (voor verdere uitleg daarover klik hier).

Is de polis gekoppeld aan de hypotheeklening dan is deze vaak aan de bank verpand tot zekerheid voor de terugbetaling van de lening aan de bank. De bank heeft dan recht op de uitkering bij overlijden.

Het gevolg daarvan is dat de hypotheekschuld lager wordt, maar de erfenis daardoor hoger wordt. Als er kinderen zijn wordt daarmee de door hen verschuldigde erfbelasting ook hoger.

Vaak is echter in de verzekering een andere constructie mogelijk, waarbij aan de langstlevende partner als begunstigde de uitkering toekomt, maar die deze uitkering op grond van een volmacht (de zogenaamde partnerverklaring) meteen doorbetaalt aan de bank ter aflossing van de hypotheeklening.

Daardoor is (een deel van) de lening aan de bank door de langstlevende partner afgelost namens de erfgenamen. De erfenis wordt niet lager, omdat de erfgenamen in plaats van een hypotheekschuld aan de bank een schuld aan de langstlevende partner krijgen.

In de meeste gevallen is de laatste constructie voordeliger als er kinderen zijn en de langstlevende partner nog ruimte in de vrijstelling erfbelasting heeft.

Het is dus belangrijk bij de uitkering stil te staan bij de verschillende mogelijkheden.

Uit het vorenstaande blijkt hoe technisch juridisch deze regeling in elkaar steekt.

Ik kan voor u beoordelen of uw situatie aan de geschetste voorwaarden voldoet of welke regeling voor de erfbelasting het meest voordelig is.